Navigation Menu+

Het Verbeterhuis

In het begin van de 19e eeuw waren er meerdere instellingen (tuchthuizen) in Amsterdam waar gevangenen werden opgesloten. Voor de vrouwen was er bijvoorbeeld het Spinhuis, waar zij als dagbesteding moesten spinnen. Voor de mannen was er onder andere het Rasphuis (waar de dagbesteding hout raspen was) en het Verbeterhuis. Niet alleen criminelen kwamen terecht in dergelijke tuchthuizen. Ook ‘krankzinnigen’, dronkenlappen of mensen die een tijd moesten verdwijnen (bijvoorbeeld als een jongeman een vrouw ongewenst zwanger had gemaakt) werden opgenomen in deze instellingen. Tegen vergoeding kon een familielid iemand laten opsluiten (een overspelige echtgenoot, of een kind waar niets mee te beginnen was). Daar was wel de tussenkomst van de rechter voor nodig, maar zolang je geld had en een enigszins plausibele reden, kon je vrij gemakkelijk van een familielid afkomen. Men maakte onderscheid tussen criminele en correctionele gevangenen. Het idee was dat de gevangenen tijdens hun gevangenschap getuchtigd werden, hun gedrag verbeterd, zodat ze daarna als een nuttig lid van de maatschappij konden terugkeren. Bij vertrek krijgen ze drie of vier gulden aan reisgeld mee waar ze de eerste dagen mee konden doorkomen. Daarna was het de bedoeling dat ze op een eerlijke wijze aan hun broodwinning zouden komen.  

De binnenplaats van het Rasphuis

De binnenplaats van het Rasphuis

Geen onderscheid

Nadat een crimineel was gearresteerd, werd hij naar het Verbeterhuis of naar de departementale gevangenis gebracht. Daar bleef diegene tot de rechter uitspraak had gedaan. Na de uitspraak moest de gevangene zijn tijd zitten in een van de tuchthuizen. De leiding van de tuchthuizen was in handen van een regent of commensaalhouder. De gevangenen werden door cipiers bewaakt.
Het voedsel was in alle gevangenissen hetzelfde en werd door een aantal gevangenen zelf, onder bewaking, bereid:

  • op zondag grauwe erwten met vlees en zout
  • op maandag gort met vet en zout
  • op dinsdag aardappelen met wortelen of kool, met vet, zout en peper
  • op woensdag groene erwten gekookt met vet, zout en peper
  • op donderdag aardappelen met wortelen of kool, met zout en peper
  • op vrijdag aardappelen met stokvis, boter, zout en peper
  • op zaterdag aardappelen, zoete appelen, rapen of wortelen, met zout of peper

Afhankelijk van het jaargetijde werd de keus van de groenten aangepast. In principe kregen de gevangenen dus iedere zondag vlees.
Dagelijks kreeg iedere gevangene ook een pond brood (de helft tarwebrood, de andere helft roggebrood) en karnemelk te drinken. In het weekend was er bier.
Alle gevangenen in de tuchthuizen droegen dezelfde kleding: een linnen hemd, een buis en een broek van bruin pijlaken, een paar wollen sokken, een wollen slaapmuts, een gekleurde halsdoek en een paar klompen. 

Het Verbeterhuis

Het Verbeterhuis

De inrichting van het Verbeterhuis

Het Verbeterhuis werd in 1718 aangekocht om ‘lieden van slecht gedrag en krankzinnigen in verzekerde bewaring te houden’. Het vierkante gebouw ligt ten oosten van de Weteringenpoort, met de voorgevel aan de kant van de wal en de achtergevel grenzend aan de gracht. Rechts van het gebouw is een aangelegde, natuurlijk wel ommuurde, tuin.
Het tuchthuis had meerdere slaapzalen, waar tot vier gevangenen werden ondergebracht. De slaapzalen hadden vensters, voorzien van tralies, en het bleek er nogal te tochten. Mogelijkheid tot verwarming van de slaapzalen was er niet. De gevangenen sliepen in kribben. Het beddengoed bestond uit een stromatras, een strokussen en een wollen deken.
In het Verbeterhuis waren vier speciale ziekenkamers. Die ziekenkamers konden wel verwarmd worden (al werd dat nauwelijks gedaan, alleen bij de ergste kou) en er stonden heuse bedden.
Op de onderste verdieping waren de secreten (de poepdozen), die niet meer waren dan gaten boven een kuil die verbonden waren met het riool. Schijnbaar stonk het hele Verbeterhuis, maar vooral de onderste verdieping, naar rioollucht.
Op de bovenverdiepingen waren kleinere kamers. Daar werden de gevangenen ondergebracht na hun arrestatie ter afwachting van hun proces. Boven waren ook de kamers waar de gevangenen eenzaam werden opgesloten. In die kamertjes stond een afgesloten ton waarop de gevangenen hun behoefte moesten doen. Er lag enkel een stromatras. In vroeger tijden waren die kamertjes bedoeld om de krankzinnigen op te sluiten. Het werden dan ook de dolle hokken genoemd. Later werden ze dus strafkamers, waar de gevangenen ook vastgeketend konden worden aan de muur.
Naast een werkruimte, was er ook een verblijfszaal. Daar aten en verpoosden de gevangenen. Ze konden daar spelletjes spelen of lezen, hoewel er per avond maar één kaars ter verlichting werd gegeven. 

Eenzame opsluiting was geen pretje

Eenzame opsluiting was geen pretje

Het dagelijkse leven in het Verbeterhuis

Overdag konden de gevangenen de dag doorbrengen met werken. In het Rasphuis was dit verplicht, in het Verbeterhuis niet. Ze werkten (afhankelijk van het daglicht) van zes of zeven uur ‘s ochtends tot vier of vijf uur ’s avonds. De werkzaamheden in het Verbeterhuis bestonden uit: netten knopen, kleermaken, schoenmaken, pijpendoppen maken en meer ‘bekrompen’ werkzaamheden.
In principe moesten de gevangenen iedere dag even gelucht worden. Maar in de winter en wanneer er te veel gevangenen waren, schoot dat er regelmatig bij in.
Ze mochten geen contact hebben met de buitenwereld, ook geen brieven schrijven.
Dagelijks was er ruzie, vaak om niets. Gevechten en oproeren hoorden erbij, maar werden wel streng gestraft, net als ongehoorzaamheid. De straffen waren: eenzame opsluiting op water en brood, zweepslagen, of het vastketenen aan zware ketenen. Onderdompelen in water werd als een goede remedie tegen heethoofdigheid gezien. In het Verbeterhuis hadden ze ook nog de ‘kast’: een hok zonder licht, dat te klein was om in te staan of te liggen, met alleen een houten bank waarop men kon zitten. Opgesloten worden in de ‘kast’ was de ergste straf.

Wel onderscheid

Zodra je als gevangene geld had (of je familie) werd het leven in het Verbeterhuis een heel stuk prettiger. Voor geld was namelijk bijna alles te koop. Je kon betere en afwisselende maaltijden krijgen, verwarming (turf om te branden), extra dekens, fijnere kleding en betere behuizing. In het Verbeterhuis waren een aantal kleine, gemeubileerde kamers met uitzicht op de tuin die voor vijftig cent per dag gehuurd konden worden. Dan zat je als gevangene behoorlijk luxe. Ook waren privileges en natuurlijk drank (meestal jenever) te koop. Daar werd niet heimelijk overgedaan, dat gebeurde in alle openlijkheid. Zelfs bezoek was met geld te koop. 

Zo ziet het Verbeterhuis er best idyllisch uit

Zo ziet het Verbeterhuis er best idyllisch uit