Navigation Menu+

Hester de gifmengster

Hester Rebecca Nepping

Hester Rebecca Nepping

Hester Rebecca Nepping werd in 1774 geboren. Twintig jaar later trouwde zij met de tien jaar oudere Jan Brummelkamp. Jan had een goedlopende tabakswinkel en was naar inschatting van Hesters ouders een goede vangst. Toch was hun huwelijk niet gelukkig. Hester bleek verkwistend en overspelig. Ze was koel en vinnig en sloeg haar eigen man en kinderen. Ze bleek een grote onverschilligheid te hebben voor het leed van anderen. Jan raakte aan de drank, zijn tabakszaak draaide verlies en hij maakte schulden. Het paar besloot Amsterdam te verlaten en ze woonden een tijdlang in verschillende dorpen waar ze een armoedig bestaan hadden. Tussen 1795 en 1804 kregen ze negen kinderen, waarvan er vijf bleven leven: Rebecca, Jan, Hendrik, Jacobus en Elisabeth.
In 1808 kregen ze een erfenis van een tante van Hester van maar liefst 5000 gulden. Het paar ging in Wijk bij Duurstede wonen en Jan kocht een papierververij. Een tijdje ging het het gezin financieel goed en Jan werkte hard. Maar de erfenis raakte door de spilzucht van Hester op en Jan raakte weer aan de drank. Het gezin verviel in armoede, gouden horloges en andere sieraden moesten naar de Lommerd gebracht worden. 

Ratten

Om toch nog wat inkomsten binnen te krijgen, besloten ze in mei 1810 om huurders/kostgangers in huis te nemen. Het ging om de 83-jarige Reinier Berenburg en zijn 67-jarige vrouw Elisabeth. Er werd een overeenkomst afgesloten bij de notaris. De familie Brummelkamp zou de Berenburgers onderhouden tot aan hun dood. Mocht een van hen komen te overlijden, dan kreeg het gezin drieduizend gulden.
Het geld van de huur was erg welkom, maar mevrouw Berenburg bleek een verschrikkelijke kostganger. Ze was altijd ontevreden en humeurig. Het dienstmeisje Adriana van Rijswijk, ook wel Jaane genoemd, had veel te stellen met mevrouw Berenburg. Naar verluidt was zij het die als eerste opperde om mevrouw Berenburg te vergiftigen met rattengif (al is dit twijfelachtig, want er gaat een verhaal dat Hester al eerder een poging deed om mevrouw Berenburg te vermoorden met verf, maar die poging werd verijdeld door een vorig dienstmeisje). Of het Hesters idee was of die van Jaane, het resultaat was dat het dienstmeisje op 2 september 1811 naar de apotheker ging om arsenicum te halen, omdat ze zogezegd last hadden van ratten. Voor een stuiver kocht ze het dodelijke rattengif.
‘s Middags kreeg mevrouw Berenburg rode kool besprenkeld met rattengif, maar de vrouw at slechts een paar hapjes. Daarom werd besloten ‘s avonds nog een poging te ondernemen. Jaane maakte zoete appelmelk en daar ging de rest van het rattengif in. Mevrouw Berenburg drong blijkbaar niet alle melk op, maar ze werd die avond wel misselijk, benauwd en kreeg stuiptrekkingen. Uiteindelijk stierf ze op 3 september 1811.
Jaane kreeg van Hester als beloning de kleding van de overleden vrouw en haar werd een geldbedrag beloofd, zodra het geld van het contract binnen was.

Dominee Broes Hij stond Hester bij in haar laatste dagen

Dominee Broes
Hij stond Hester bij in haar laatste dagen

En nog een keer

Acht dagen later moest Jaane van Hester opnieuw rattengif gaan halen bij de apotheek. Nu om Jan te vermoorden. Hester wilde al tijden van haar echtgenoot af. Ze pleegde overspel met Gerrit Verkerk, een bode op het stadhuis. Gerrit woonde tegenover de Brummelkamps en de twee hadden een openlijke relatie. Hester bedroog haar man in hun eigen huis. Als Jan dronken in slaap viel, vertrok Hester naar haar minnaar. Het hele gezin wist ervan en leed eronder. Jan ruziede er wel over met haar, maar dat had weinig effect.
Hester wilde op de een of andere manier van haar man af, want ze wilde met Gerrit Verkerk trouwen. Eerst won ze juridisch advies in over de mogelijkheden om van Jan te scheiden of om haar dronken echtgenoot vast te laten zetten in het Verbeterhuis. Familieleden die wangedrag vertoonden, konden worden opgesloten, maar dat kostte ƒ 150 en dat had Hester niet. Er moest dus een andere oplossing komen.
Toen Hester het er met haar minnaar overhad, schijnt deze gezegd te hebben: ‘Geef den blixem rattenkruit.’ En zo geschiedde. Al liet Jan zich niet zo maar vermoorden!
Jaane stopte het rattenkruit in een fles jenever die Jan op zolder had verborgen. Maar toen Jan daarvan wilde drinken, smaakte het niet en de drank zag er troebel uit. Hij goot de drank weg, maar werd wel ziek van de paar slokken die hij genomen had. Hij klaagde over misselijkheid, lusteloosheid, benauwdheid en kramp in zijn borst en maag, maar hij leefde nog!
Ondertussen kwam Johannes Nepping bij het gezin wonen. De vader van Hester was oud en ziekelijk (ze zeggen ‘niet wel bij zinnen’) en zo zwak dat hij gevoerd moest worden. Hij stierf plotseling op 8 november 1811.

Kort hierna vertelde Hester aan haar minnaar dat ze mevrouw Berenburg had vermoord en een poging gedaan had om haar echtgenoot te vermoorden. Gerrit zei dat ze dom gehandeld had, dat ze het rattengif niet in de jenever had moeten stoppen, maar in het eten. Hij zou wel nieuw rattengif gaan halen, en dat deed hij, op 10 november bij de chirurgijn (met de smoes om wandluizen te kunnen verwijderen).
Samen met Jaane maakte Hester een galgenmaal voor haar echtgenoot: spinazie met ossevlees en aardappelen, gort met pruimen en een saus van boter, azijn en siroop. Jan vond het zo lekker, dat hij zijn bord met zijn lepel schoon schraapte. Die nacht kreeg hij last van misselijkheid, moest hij overgeven, kreeg diarree en had zware pijnen in zijn onderlijf. Op 11 november stierf hij. 

Gerechtelijk onderzoek

Drie doden in korte tijd waren teveel voor de rechter. Hij liet een onderzoek instellen naar het overlijden van Jan Brummelkamp. De apotheker en de chirurgijn onderzochten de maagsappen van de dode. Zij troffen een knoflookachtige geur aan, die wees op arsenicum. Om zekerheid te krijgen, werd de maaginhoud van Jan ook nog onderzocht door een professor in Utrecht. Hij kwam tot dezelfde conclusie: arsenicum. Daarna werden ook de lichamen van mevrouw Berenburg en Johannes Nepping opgegraven. Ook bij die twee wees het onderzoek arsenicum uit.
Hester, haar minnaar Gerrit Verkerk en het dienstmeisje Jaane werden gearresteerd. De vrouwen gingen per wagen naar het huis van bewaring (toen maison d’arrêt) in Amersfoort waar ze werden verhoord. Op 15 januari 1812 werden zij naar het maison d’arrêt van Amsterdam overgebracht en later naar de gevangenis voor vrouwen: het spinhuis.

Gevangenen in het Spinhuis in Amsterdam

Gevangenen in het Spinhuis in Amsterdam

Op 20 januari 1812 werden Hester en Jaane beschuldigd van moord op Elisabeth Berenburg en Jan Brummelkamp. Gerrit Verkerk werd beschuldigd van medeplichtigheid. Eerst ontkenden alle drie de beschuldigingen, maar al snel bekende Jaane en daarna konden de andere twee niet meer blijven ontkennen. 

De guillotine

Alle drie werden ze ter dood veroordeeld, maar ze gingen tegen het vonnis in beroep bij het hof van cassatie (Cour de Cassation) in Parijs.
Hester werd in die dagen geestelijk bijgestaan door dominee Broes. Volgens hem was ze een slimme vrouw, maar ook leugenachtig en opvliegend. Hij concludeerde: ‘In haar gemoedstoestand was een grote vinnigheid van welke man en kinderen veel geleden hebben’. Hij schreef een boek over de tijd die hij met haar doorbracht en tekende haar verhaal op in: Berigt omtrent het leven, het karakter en de laatste godsdienst-aandoeningen der beruchte vergiftigster Hester Rebekka Nepping, met hare medepligtigen ter doodstraffe veroordeeld, om den moord van hare bijwoneresse, en van haren echtgenoot: tot leering en waarschuwing. 

De executie van Hester

De executie van Hester op de Waag

Op 15 juni 1812 kregen de veroordeelden om 6:00 ‘s ochtends te horen dat hun beroep was verworpen. Om 10:00 werden zij naar de Sint Antonieswaag op de Nieuwmarkt gebracht, waar de guillotine voor hen klaarstond. Om 12:00 werden Adriana van Rijswijk, Gerrit Verkerk en Hester Nepping onder grote publieke belangstelling geëxecuteerd.