Navigation Menu+

Amsterdam gaat los

De gehate prefect van Amsterdam: De Celles

De gehate prefect van Amsterdam: De Celles

In november 1813 is de Franse macht al aardig gebroken, maar Amsterdam zat nog steeds in de keizerlijke houdgreep en generaal Molitor zorgde er wel voor dat de Amsterdammers zich rustig hielden.
Op 12 november kwam het bericht dat Napoleon gevangen was genomen. Of doodgeschoten. Het bericht stond in het staatsblad de Moniteur, dus het moest wel waar zijn, zeiden velen. Anderen twijfelden en Amsterdam bleef zich nog steeds koest houden.
Ondertussen verschenen de Kozakken aan de landsgrenzen. Zij veegden in korte tijd Groningen, Friesland, Overijssel en Drenthe schoon. Zodra generaal Molitor hoort van de troepenbewegingen, besluit hij uit tactische overwegingen om het hoofdkwartier van Amsterdam naar Utrecht te verplaatsen. Op 14 november vertrekt de bezetting en die nacht volgde de generaal, met de douaniers en de andere overgebleven Franse autoriteiten. Op dat moment is Amsterdam verlost. Zowel de gevreesde generaal als de prefect De Celles hebben de stad verlaten. Dan slaat de vlam in de pan. 

Bandeloosheid

Op 15 november is het feest, de Fransen hebben Amsterdam verlaten! De mensen dansen en zingen door de straten en Amsterdam kleurt oranje. Het is een waar feest, tot aan het eind van de middag de stemming omslaat. Iemand stelt voor om de gehate huisjes van de douane in brand te steken. Dat voorstel wordt met luid gejuich ontvangen en al snel branden verschillende huisjes. De vlammen moesten Napoleon verkondigen dat Amsterdam was opgestaan om het smadelijke juk van de onderdrukking van de schouders te werpen.

Alle douanehuisjes moesten het ontgelden

Alle douanehuisjes moesten het ontgelden

Het vuur brandde niet alleen in de huisjes, maar ook in de harten van de Amsterdammers. Ze vernietigden alles wat Frans was: uithangborden, woningen van autoriteiten en het bureau van politie werd bestormd en vernield. Er ontstond een bandeloosheid die niet meer te bedwingen was. Een grote groep Amsterdammers begon met plunderen en vernielen in het wilde weg en de mensen die daar niet aan meededen, werden bang.
De (politieke) gevangenen in verschillende gevangenissen werden met geweld bevrijd en in triomf rond gevoerd.
De Nationale garde deed een poging om de mensen te beteugelen, maar die mislukte. De toestand was onrustbarend: er was geen gezag, geen burgemeester, geen politie en het Franse bestuur had de benen genomen. Een hele nacht lang stond de stad in vuur en vlam en werd geplunderd en vernield. Ook de volgende dag, 16 november ging de bandeloosheid ongeremd door. 

Brand douanehuisjes

Het in brand steken van de douanehuisjes was een groot feest

Nieuw gezag

Op die 16 november sloegen kolonel Van Brienen en kapitein Anton Falck van de Nationale garde de handen ineen en vormden een tijdelijk bestuur om de rust te bewaren. Die avond maakten ze een officiële wandeling bij fakkellicht door

kolonel Van Brienen

kolonel Van Brienen

de straten en ze werden met alle eerbied en hartelijke ingenomenheid begroet. Enkel en alleen omdat twee sterke mannen de leiding op zich hadden genomen, werd de orde weer hersteld en gingen de Amsterdammers verder met het normale leven. Ze waren nog niet vrij, generaal Molitor zat nog steeds op een steenworp afstand, maar ze waren ook niet meer losgeslagen.
Vanuit Den Haag, dat zichzelf wel bevrijd had, werden Meester Kemper en Fannius Scholten naar Amsterdam gestuurd. Samen stelden ze een proclamatie op en lazen die voor aan de burgers van Amsterdam. Samen vormden zij het nieuwe bestuur, in naam van de prins van Oranje, totdat de prins in Holland zou arriveren. Tot die tijd zou het rustig blijven in Amsterdam.